Spelregels poolbiljart Algemeen

 


1. Algemene regels



De volgende WPA regels en bepalingen zijn ingegaan op 1 januari 2008 (en 4 december 2008, Ten Ball) en zijn geldig tot en met 31 december 2012.

De hieronder genoemde Algemene Regels gelden bij alle gebruikelijke spelsoorten, met uitzondering van gevallen waarbij dit door de specifieke spelregels van de spelvorm wordt tegengesproken. Daarnaast gelden de bepalingen van de WPA, die aspecten van het spel omschrijven die niet direct aan de spelregels gerelateerd zijn, zoals specificaties omtrent materiaal en het organiseren van evenementen.
De spelsoorten van poolbiljart worden gespeeld op een platte tafel, bedekt met laken en begrensd met rubberen banden. De speler gebruikt een biljartkeu om de speelbal te stoten, welke vervolgens een objectbal raakt. Het doel van het spel is om de diverse objectballen weg te spelen in de zes pockets, welke zich in de hoeken van de tafel en in het midden van de twee lange banden bevinden. De spelsoorten verschillen wat betreft welke ballen legale objectballen zijn en wat de eisen zijn om een wedstrijd te winnen.

1.1 Verantwoordelijkheid van de speler



Het is te allen tijde de verantwoordelijkheid van de speler om op de hoogte te zijn van de spelregels, bepalingen en speelschema’s, die van toepassing zijn op de competitie. Waar toernooi- of wedstrijdorganisatie zich te allen tijde zullen inzetten om naar behoren te voorzien in de gevraagde informatie, ligt de eindverantwoordelijkheid bij de speler.

1.2 Laggen voor de break



De lag is het eerste shot in de wedstrijd. De winnaar van de lag kiest de speler die het eerste rack zal breaken.
Bij de lag worden twee ballen op de hoofdlijn geplaatst, ongeveer twee diamonds uit elkaar. Indien aanwezig gebeurt dit door de scheidsrechter. De spelers stoten ongeveer tegelijkertijd hun speelbal naar de voetband met als doel hun speelbal zo dicht mogelijk bij de hoofdband te doen eindigen. De lag is illegaal en niet-winnend indien de speelbal:
(a) de lengteas kruist
(b) de voetband meer of minder dan één maal raakt
(c) van tafel gespeeld wordt (in een pocket of op andere wijze)
(d) de lange band raakt
(e) de bal in de corner pocket eindigt, waarbij het middelpunt van de bal verder ligt dan de buitenkant van de hoofdband

Verder is de lag illegaal als er een foul plaatsvindt, m.u.v. regel 7.9 Nog in beweging zijnde ballen.
Er zal opnieuw worden gelagd, indien
(a) een speler zijn bal speelt, terwijl de bal van de tegenstander de voetband al heeft geraakt
(b) de spelers (of de scheidsrechter) niet kunnen (of kan) bepalen welke bal dichter bij de hoofdband ligt
(c) beide spelers een illegale lag hebben gespeeld

1.3 Gebruik van het materiaal



Het materiaal moet voldoen aan de huidige WPA-specificaties. Het is spelers niet toegestaan nieuwe accessoires te gebruiken bij het spel. Onderstaande vormen van gebruik worden beschouwd als normaal. Indien een speler niet zeker is over het gebruik van een specifiek materiaalstuk, behoort hij dit te bespreken met de toernooi- of wedstrijdorganisatie voordat de wedstrijd wordt aangevangen. Het materiaal mag alleen gebruikt worden waarvoor het gemaakt is (zie 7.16 Onsportief gedrag).
(a) Keu: het is de speler toegestaan verschillende keuen te gebruiken tijdens een wedstrijd, zoals reguliere keu, breakkeu en jumpkeu. Hij mag eenverlengstuk gebruiken om de keu te verlengen.
(b) Krijt: het is de speler toegestaan krijt te gebruiken op zijn pomerans om een miscue te voorkomen. De speler mag zijn eigen krijt gebruiken, mits in overeenstemming met de kleur van het laken.
(c) Mechanische brug: het is de speler toegestaan om maximaal twee mechanische bruggen te gebruiken om de keu tijdens het shot te ondersteunen. Een speler mag zijn eigen mechanische brug gebruiken, mits niet afwijkend van de standaard mechanische bruggen.
(d) Handschoen: het is de speler toegestaan een handschoen te gebruiken om de grip te vergroten of de functie van de brughand te verbeteren
(e) Poeder: het is de speler toegestaan poeder te gebruiken, mits dit in redelijke mate gebeurt.

1.4 Ballen spotten



Ballen worden gespot (terug in het spel gebracht) door deze op de lengteas van de tafel te plaatsen, zo dicht mogelijk bij de voetspot en tussen de voetspot en de voetband, zonder in de weg liggende ballen te verplaatsen. Als de terug te plaatsen bal niet op de voetspot geplaatst kan worden, zou deze geplaatst moeten worden in contact (indien mogelijk) met de obstruerende (in de weg liggende) bal. Echter, als deze obstruerende bal de cue ball is, mag de te spotten bal niet in contact worden gelegd met de cue ball, maar zal een kleine marge moeten worden gehandhaafd. Als de gehele zone op de lengteas tussen de voetspot en de voetband niet beschikbaar is voor het spotten van ballen door reeds obstruerende ballen, zal de te spotten bal boven de voetspot worden gespot, zo dicht mogelijk bij de voetspot.

1.5 Cue ball-in-hand



Als een speler cue ball-in-hand heeft, mag de speler de bal op het gehele speelveld plaatsen (zie 9.1 Onderdelen van de tafel) en mag hij de bal verplaatsen totdat een legaal shot is gemaakt (zie 9.2 Shot). Spelers mogen elk deel van de keu gebruiken om de cue ball te bewegen, inclusief de pomerans, maar niet met een voorwaartse stroke beweging. Bij sommige spelsoorten en bij break shots bij de meeste spelsoorten, kan de plaatsing van de cue ball beperkt worden tot het speelvlak in het hoofdveld, afhankelijk van de regels van het specifieke spelsoort, waarbij regel 7.10 Foutieve cue ball plaatsing en 7.11 Foutieve stoot in het hoofdveld van toepassing zijn.
Als de speler cue ball-in-hand heeft in het hoofdveld en alle legaal aan te spelen objectballen liggen ook in het hoofdveld, mag de speler de dichtst bij de hoofdlijn liggende legaal aan te spelen objectbal laten spotten. Als twee of meer legaal aan te spelen objectballen exact even ver van de hoofdlijn liggen, mag de speler uit die ballen kiezen welke hij wil laten spotten. Een objectbal die exact op de hoofdlijn ligt, is direct legaal aanspeelbaar.

1.6 Standaard call shot



In spelsoorten waarbij de speler verplicht is shots te callen, moet hij hierbij de te spelen objectbal en pocket aankondigen voor elke shot waarbij dit niet vanzelfsprekend is. Details over het shot, zoals de te gebruiken banden of contacten met andere ballen die al dan niet gepot worden, zijn irrelevant. Per shot kan slechts één bal worden gecalld. Een gecallde bal is pas geldig, indien de scheidsrechter akkoord gaat dat de bal op bedoelde wijze is gespeeld. Indien van enige twijfel sprake kan zijn, zoals met bank shots, combinatie shots of hiermee te vergelijken shots, is de speler verantwoordelijk voor het callen van de bal en pocket. Indien het de scheidsrechter of tegenstander niet duidelijk is welk shot gespeeld gaat worden, mag hij de spelende speler verzoeken te callen.
Bij call-shot spelsoorten kan de speler ervoor kiezen een “safety” te callen in plaats van een specifieke bal en pocket, waarna de beurt na afloop van het gespeelde shot aan de tegenstander is. Of na deze gespeelde safety nog ballen behoren te worden gespot, hangt af van de spelregels van de specifieke spelvorm.

1.7 Uit zichzelf bewegende en zich nestelende ballen



Een bal kan na tot stilstand te zijn gekomen uit zichzelf bewegen en zich nestelen, mogelijk door kleine onvolkomenheden aan de tafel of de bal. De bal zal niet worden teruggeplaatst, met uitzondering van ballen die hierdoor in een pocket vallen, omdat dit wordt gezien als een normale factor binnen het spel. Als een bal in een pocket valt als gevolg van het zich nestelen, wordt deze zo nauwkeurig mogelijk teruggeplaatst op zijn originele positie. Als een zich nestelende bal vlak voor of tijdens een shot in een pocket valt, waarbij dit een gevolg heeft voor dit shot, zal de scheidsrechter alle ballen zo nauwkeurig mogelijk terugplaatsen zoals ze voor het nestelen lagen, waarna de speler het shot opnieuw zal spelen. De speler zal geen straf krijgen voor het spelen van een zich nestelende bal (zie ook 9.3 Gepotte bal).

1.8 Een positie herstellen



Als het noodzakelijk is om ballen terug te plaatsen of schoon te maken, zal de scheidsrechter alles in het werk stellen de ballen terug te plaatsen op de juiste, originele positie. De spelers moeten hierin de beoordeling van de scheidsrechter m.b.t. de plaatsing accepteren.

1.9 Inmenging van buitenaf



Als inmenging van buitenaf voorkomt tijdens een shot, waarbij dit invloed heeft op de uitkomst van dat gespeelde shot, zal de scheidsrechter alle ballen terugplaatsen op hun originele positie van voor het gespeelde shot, waarna het shot opnieuw zal worden gespeeld. Als de inmenging geen invloed had op het shot, zal de scheidsrechter de situatie herstellen en zal het spel verder gaan. Als de ballen niet op hun originele positie kunnen worden teruggeplaatst, zal de situatie worden behandeld als patstelling (zie 1.12 Patstelling).

1.10 Vragen om een call en protesteren tegen scheidsrechterbeslissingen



Als een speler van mening is dat de scheidsrechter een vergissing heeft gemaakt bij een beslissing, heeft hij het recht de scheidsrechter om een herziening van zijn uitspraak te vragen, waarbij het herziende oordeel van de scheidsrechter definitief is. Echter, indien de speler van mening is dat de scheidsrechter de regels niet correct toepast, kan hij om uitspraak vragen van een aangewezen beroepgezag. De scheidsrechter zal het spel hierbij stilleggen en opschorten voor zolang het beroep dient (zie ook deel (d) van 7.16 Onsportief Gedrag). Fouls moeten direct gecalld worden (zie 7. Fouls).

1.11 Opgave



Als een speler opgeeft, verliest hij de wedstrijd. Bijvoorbeeld, als de speler zijn speelkeu uit elkaar draait, terwijl de tegenstander aan de beurt is in het winnende rack van een wedstrijd, zal dit worden beschouwd als opgave van de wedstrijd.

1.12 Patstelling



Als de scheidsrechter van mening is dat er geen vooruitgang wordt geboekt in het beslissen van het rack, zal hij dit bekend maken. Beide spelers krijgen hierna nog drie beurten aan tafel. Indien de scheidsrechter hierna nog steeds van mening is, dat er geen vooruitgang wordt geboekt, zal hij het rack verklaren tot patstelling. Indien beide spelers hiermee akkoord gaan, kunnen ze deze patstelling accepteren zonder gebruik te willen maken van nog drie beurten. De procedures voor een patstelling staan beschreven bij de regels van ieder specifiek spelsoort.

Waar in deze spelregels de term “speler” of “hij” of elke andere taalkundige uitdrukking die een man omschrijft, wordt gebruikt, is dit puur om de spelregels zo duidelijk mogelijk te omschrijven en niet om het geslacht van spelers of scheidsrechters te benadrukken.